Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Nubiërs

betekenis & definitie

(ook: Barabra, Berberinen), volk in de Soedan. De tegenwoordig Nubisch sprekende bevolking woont langs de oevers van de Nijl van Aswan tot een eind ten zuiden van Kartoem (Dongola) en strekt zich naar het westen uit over delen van Sennar, Kordofan en Darfoa.

Zij worden van noord naar zuid onderscheiden in Kenuzi of Nubi, Feyadicha, Mahas en Danagla. De Nubiërs zijn landbouwers, maar hiermee kunnen zij slechts ten dele in hun levensonderhoud voorzien. Vele mannen vertoeven dan ook als handelaren en bedienden buiten hun gebied. Vroeger was de slavenhandel een belangrijke bron van inkomsten. De bouw van de Aswandam zette een groot deel van hun gebied onder water. De Nubiërs van Egypte zijn ondergebracht in nieuwe dorpen, o.a. bij Kom Ombo (1963). Dank zij een uitgebreid reddingsplan, onder auspiciën van de UNESCO, konden veel monumenten uit de oudheid, o.a. de beroemde tempel van Aboe Simbel, worden gered.

De taal van de Nubiërs valt uiteen in twee dialecten: Dongola-Kenuz wordt zowel ten noorden (in Egypte) als ten zuiden (Dongola in de Soedan) van het andere dialect, Mahas-Fadidja, gesproken. Een oudere vorm van dit laatste is de uit opschriften bekende taal van de christelijke Nubische koninkrijken van de 6e-13e eeuw. Men gebruikte hiervoor het Koptische alfabet. Met het Nijl-Nubisch zijn duidelijk drie andere Nubische talen verwant, die in de Soedan ten westen van de Nijl gesproken worden: het Berg-Nubisch (een groep van dialecten in de noordelijke Nuba-bergen), en (westelijker) het Midob en het Birked. Uit deze geografische verspreiding kan men afleiden dat de

oorsprong van de Nubische taalgroep westelijk van de Nijl lag en deze pas later de Nijl bereikte. Het Nubisch hoort bij de Oost-Soedaanse tak van de Nilo-Saharische taalfamilie (Afrika, TALEN).

LITT.E.Zyhlarz, Grundzüge der nubischen Grammatik im christlichen Frühmittelalter (Altnubisch) (1928); C.H.Armbruster, Dongolese Nubian. A grammar (1960); C.W.Armbruster, Dongolese Nubian. A lexicon (1965); R.A.Fernea, Nubians in Egypt (1973).

< >