Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

notekraker

betekenis & definitie

m. (-s),

1. tang om noten te kraken;
2.(luchtvaart) torsieschaar;
3. Nucifraga caryocatactes, vogelsoort uit de familie kraaien.

De notekraker is donkerbruin met witte druppelvlekken en ca. 32 cm lang. Hij bewoont naaldbossen of gemengde bossen met veel naaldbomen, buiten het broedseizoen meer loofbossen. Een verhoging van de ondersnavel past in een holte in de bovensnavel en deze constructie maakt de snavel uitermate geschikt om noten te kraken. Het voedsel bestaat voornamelijk uit dennezaden (vooral van de arve), eikels, beukenootjes, hazelnoten en walnoten; verder ook dierlijk voedsel, zelfs kleine vogels. Het nest zit altijd in een naaldboom, 5—10 m boven de grond, vaak dicht tegen de stam. Het legsel bestaat uit 3—5 eieren en wordt door het vrouwtje in 18 dagen uitgebroed.

De jongen blijven 3—4 weken in het nest en worden voornamelijk met hazelnoten gevoerd. Deze zijn de vorige herfst begraven; het broedsucces is dus afhankelijk van de hazelnotenoogst van het voorafgaande jaar. De notenkraker broedt van Zuid-Scandinavië tot Japan en in de gebergten van Midden-Europa en Azië; bovendien is er een geïsoleerde populatie op Taiwan. In Nederland en België is de notekraker een invasiegast in het winterhalfjaar, meestal in zeer klein tot klein aantal. Sinds 1968—69 herbergt België (Ardennen) een kleine broedpopulatie. In Noord-Amerika komt de nauw verwante clarks notenkraker (Nucifraga columbiana) voor.

LITT: D.Goodwin, Crows of the world (1976).

< >