[Lat. nux], o. (-s),
1. kleine noot;
2. (ook: dopvrucht), (plantkunde) droge vrucht waarvan de zaadhuid van het zaad niet met de vruchtwand vergroeid is en die niet openspringt; ben. voor een achenium;
3. (mijnbouw) ben. voor kleine steenkolen van 6-120 mm;
4. nootmuskaat.