bn. en bw. (-er, -st),
1. wat de aard van het noodlot heeft; met de noodzakelijkheid van het noodlot: dezelfde oorzaken zouden altijd dezelfde gevolgen voortbrengen;
2. onontwijkbaar ongeluk aanbrengend; rampzalig: de noodlottige oorlog; een toeval; de noodlottige afloop; predik.: juist die vrijmoedigheid werd hem noodlottig.