m. (-sen), hulpschaalverdeling die verschuifbaar is langs de schaalverdeling van een meetinstrument, waarmee een meetnauwkeurigheid tot 0,1—0,05 van de verdeling van de hoofdschaal mogelijk is.
De schaalverdeling op de nonius is daartoe op een lengte van 9 hoofdschaaldelen in 10 gelijke delen verdeeld. Elk deel op de noniusverdeling is dan 0,1 kleiner dan het deel op de schaalverdeling van het meetinstrument (afb.). Valt nuhetvijfdeschaaldeel van de nonius samen met het vijfde schaaldeel van het meetinstrument dan valt het nulpunt van de nonius in feite 5 x 0,1 schaaldeel voorbij de ronde gemeten waarde. Het denkbeeld en de naam van deze hulpschaalverdeling zijn afkomstig van de Portugees Pedro Nunes (1542).
