v., de toestand van een staat die niet aan een oorlog deelneemt, maar wel een van de partijen openlijk bevoordeelt.
Non-belligerentie deed vooral in het begin van de Tweede Wereldoorlog opgeld. Spanje verklaarde zich in 1940 non-belligerent ten gunste van Duitsland. Ook de USSR stelde zich aanvankelijk op het standpunt van non-belligerentie ten gunste van Duitsland. President F.D.Roosevelt voerde, voordat de VS in oorlog gingen, een krasse non-belligerentiepolitiek ten aanzien van Engeland en Frankrijk. De nieuwe Neutraliteitswet (4.11.1939) schiep de mogelijkheid de geallieerde oorlogvoering te begunstigen. Niet alleen verkregen de VS steunpunten in tal van Britse gebieden in ruil voor oorlogsmateriaal, maar de Lend Lease Act (Leenen Pachtwet) van 11.3.1941 verschafte dit materiaal ook aan Engeland en andere Geallieerden (tenslotte aan ca. 50 landen).
Men noemt de non-belligerentiepolitiek ook wel short of war assistance. In de toestand van non-belligerentie kan ook een afwachtende houding ten aanzien van een later daadwerkelijk ingrijpen aan een tevoren reeds vaststaande zijde in de oorlog tot uitdrukking komen (Italië tot juni 1940, de VS tot dec. 1941). Bij het einde van de oorlog houdt de toestand van non-belligerentie automatisch op te bestaan.
LITT: A.von Freytagh-Loringhoven, Völkerrechtliche Neubildungen im Kriege (1941).