[Gr. nous, geest], v., (filosofie) al wat het bewustzijn moet vormen of bezitten om een bepaald voorwerp (noëma) te kunnen bedoelen of intenderen.
Reeds bij Platoon treft men de term noësis aan als de hoogste vorm van denken, het zuivere denken, dat gericht is op de zuivere intelligibele vormen of ideeën. In wat Platoon de dialectiek of de metafysica noemt, treedt het zuivere noëtische denken op, dat niet in de moderne zin abstract is, maar gericht staat op het hoogste Zijnde, de grond van alle zijn en kennen.
In de fenomenologie van Husserl speelt de noësis een belangrijke rol: zij is er de gerichtheid van het bewustzijn op het object. Meer genuanceerd: de zingevende act van het bewustzijn, waarin als correlaat het noëma te voorschijn komt. intentionaliteit.