Frans schrijver, *29.4.1780 Besançon, ♰28.1.1844 Parijs. Nodier vestigde zich na 1814 te Parijs, waar hij een belangrijke rol speelde in de ontwikkeling van de Franse romantiek, vooral door zijn beroemde soirées in de Bibliothèque de l’Arsenal.
In zijn werk openbaart zich zijn onrust en melancholie. Na 1830 nam zijn invloed af door de opkomst van V.Hugo. Nodier trok zich terug en wijdde zich aan het schrijven van novellen die spelen in een door zijn fantasie gecreëerde geheimzinnige wereld met een vreemde, romantische droomwerkelijkheid. Werken: proza: Le peintre de Salzbourg (1803), Jean Sbogar (1818), Smarra ou les démons de la nuit (1821), Trilby (1822), Mlle de Marsan (1827), L’histoire du roi de Bohème et de ses sept châteaux (1830), Le songe d’or (1832), La fée aux miettes (1832), Inès de las sierras (1837), Lydie ou la réssurrection (1839), Le chien de Brisquet (1844), Trésor des fèves et fleur des pois (1844). Uitgaven: Le voleur, door J.Richter (1964); Infernaliana (1966); Lettres inédites, door F.Buloz. . LITT. P.G.Castex, Le conte fantastique en France de Nodier à Maupassant (1951); M.Schonfeld, Nodier et le mythe (1966); H.Juin, C.Nodier (1970); E.D.Pence, C.Nodier (1971); S.F.Bell, C.Nodier (1971; bibl.).
