Ned. letterkundige, *20.4.1894 ’s-Gravenhage, †26.1.1953 ’s-Gravenhage; uit een Haagse uitgeversfamilie. Nijhoff studeerde rechten te Amsterdam en Nederlands te Utrecht en was korte tijd leraar.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog dook hij onder; na de oorlog vervulde hij tal van belangrijke functies in het litteraire leven. Zijn bestaan was vrijwel uitsluitend aan de litteratuur gewijd. Hij werkte aan vele periodieken mee, was recensent van de NRC (1924—27), redacteur van De Gids (1926— 33; 1941—46) en bereidde de uitgave van Maatstaf voor. Samen met de oprichting van Het Getij markeert Nijhoffs debuut, de verzenbundel De wandelaar (1916), het begin van het modernisme in de Ned. litteratuur. Ondanks de grote beheersing van de klassieke vormen is deze poëzie in thematiek en woordkeus modern.
De formuleringen hebben vaak een parlandoachtig effect, maar in deze alledaagse spreektaalvorm wordt het verhevene niettemin tastbaar gemaakt. Ook voor latere generaties is Nijhoffs poëzie, m.n. zijn grote gedichten Awater en Het uur U, in hoge mate boeiend gebleven vanwege de intrigerende meerduidigheid van de inhoud en het moderne van taalgebruik en thematiek. Nijhoffs belangstelling voor dramatische poëzie blijkt niet alleen uit zijn vertalingen (Shakespeare, Eliot, e.a.), maar ook uit zijn eigen scheppingen in dit genre. Op verzoek van K.H.Miskotte zette Nijhoff zich vanaf 1952 samen met een aantal andere dichters en litteratoren aan een nieuwe berijming van de psalmen; de bekendste berijming van zijn hand is die van psalm 23 (Ik wil van God als van mijn Herder spreken). Zijn meesterschap over de taal maakte dat hij vertalingen van bijzonder hoge kwaliteit vervaardigde, zowel van proza (Gides Moer, 1944) als van poëzie. Aan de jaarlijkse prijs voor vertalingen werd da ook zijn naam verbonden.
Werken: poëzie: De wandelaar (1916), Vormen (1924), Nieuwe gedichten (1934), Het uur U (herdr. 1942), Een idylle (1942); toneel: De vliegende Hollander (1930), Heer Halewijn (1933), Het heilige hout (1950). Uitgaven: Verzameld werk (3 dln. 1954—61); Verzamelde gedichten (7e dr. 1978).
LITT: T.de Vries, M.Nijhoff (1946); J.Engelman e.a., Over M.Nijhoff (1953); A.Donker, Nijhoff, de levensreiziger (1954); J.de Poortere, M.Nijhoff (1960); H. A.Gomperts, De geheime tuin (1963); L. Wenseleers, Het wonderbaarlijk lichaam (1966); M. J.G.de Jong, Van Bilderdijk ... (1967); Bulletin 4 (1975—76).