Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

nihilisme

betekenis & definitie

o.,

1. (filosofie) stromingen houding die aan niets geldigheid toekent;
2. (politiek) ontkenning van elk staatkundig gezag;
3. (psychiatrie) idee dat een deel van het lichaam of enig ander deel van de werkelijkheid niet meer bestaat.

De typering nihilisme werd oorspronkelijk in polemische en denigrerende zin gebruikt. Zo sprak Augustinus van nihilisti (zij die nergens in geloven), en F.H.Jacobi († 1819) introduceerde het begrip in het (Duitse) filosofische spraakgebruik in zijn kritiek op het idealisme van Fichte, dat hij in een algeheel subjectivisme zag uitmonden. De zaak die door het begrip nihilisme wordt aangeduid is ouder dan de term. Men denke b.v. aan het totale scepticisme van de sofist Gorgias (5e eeuw v.C.). Al naar de samenhang waarin het staat krijgt het begrip nihilisme een verschillende lading.

Tegenwoordig wordt nihilisme vooral verstaan in morele en existentiële zin, speciaal na Nietzsche, bij wie (zoals ook, in zijn voetspoor, bij denkers als Heidegger en Weischedel) het nihilisme sleutelbegrip wordt ter interpretatie van de moderne situatie van menszijn: het geloof aan een zingevende werkelijkheid wordt als schijn ontmaskerd en daarmee vindt een ontwaarding plaats van de richtinggevende waarden en idealen; alles is zin-en doelloos, er is geen waartoe. Nietzsche zelf onderscheidde twee vormen van nihilisme, de één uit zwakheid geboren en decadentieverschijnsel, de ander doorbreking van alle van buiten stammende waarden en doelstellingen, waartegenover de sterke mens creatief zijn eigen waarden poneert. Nihilisme in radicale zin, waarbij de geldigheid van iedere waarheid en waarde geloochend wordt, is wellicht geen leefbare positie. Achter datgene wat onder het perspectief der traditionele waarden als immoralisme verschijnt, is doorgaans een nieuw moreel besef te onderkennen.

LITT. F.Nietzsche, Nachlass (in: Werke III, z.j.); K Jaspers, Psychologie der Weltanschauungen (1919); J.P.Sartre, L’être et le néant (1943); E. Benz, Westlicher und östlicher Nihilismus (1947); J.Goudsblom, Nihilisme en cultuur (1960); H.Thielicke, Nihilisme (1962); E.Lampert, Sons against fathers (1965); J.de Graaf, De ethiek van het immoralisme (3e dr. 1969); S.Rosen, Nihilism. A philosophical essay (1969); J.Salaquarda (red.), Philosophische Theologie im Schatten des Nihilismus (1971); H.Schmitz, Nihilismus als Schicksal? (1972); D. Arendt (red.), Der Nihilismus als Phänomen der Geistesgesch. in der wissenschaftl. Diskussion unseres Jahrhunderts (1974).

< >