Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

nieuwjaarsdag

betekenis & definitie

m. (-en), de feestelijk gemarkeerde begindag voor een jaarperiode.

De nieuwjaarsdag werd bij verschillende volken op zeer uiteenlopende tijdstippen gevierd en stond dikwijls in verbinding met de lente en de zaaitijd of met de herfst en oogsttijd, beide m.n. in verzamelaars-en landbouwculturen. Elders lag de nadruk meer op de samenhang met de omloop van de zon, het begin van de lente of de herfst (o.a. Babylonië). In beide gevallen werd de nieuwjaar dag beleefd als afsluiting van een oude en begin van een nieuwe periode. Verscheidene riten zoals vasten, reinigen, het maken van muziek of het afschieten van vuurwerk enerzijds, het aansteken van een nieuw vuur, inwijdingen en het raadplegen van het lot anderzijds markeren deze grensoverschrijding. Dit nieuwe begin wordt dikwijls als een herschepping van de kosmos ervaren.

De datum van nieuwjaarsdag kwam in de oudheid naar 1 jan., door de latere ambtsaanvaarding van de consuls te Rome, waar de kalender oorspronkelijk met mrt. begon.

De kerkelijke viering is niet oorspronkelijk. Met de dolle feestvreugde van de Romeinen op 1 jan. gingen de oude christenen niet mee; kerkvaders waarschuwden ertegen. In 567 werd vasten voorgeschreven in de eerste drie dagen van het jaar. Later werd op die dag een nieuw feest (Jezus’ besnijdenis) ingevoerd. Oude- en nieuwjaarsgebruiken.

< >