[I.Newton], m. (mv.), gekleurde ringen die optreden als licht een dunne, maar niet overal even dikke laag lucht tussen twee reflecterende oppervlakken passeert.
De newtonringen zijn door Newton ontdekt toen hij een flauwgekromde lens op een vlakke glazen plaat legde, er verscheen een stelsel concentrische gekleurde ringen. Voert men de proef uit met monochromatisch licht, dan ziet men een systeem van lichte en donkere ringen. De newtonringen ontstaan ten gevolge van interferentie van licht dat weerkaatst wordt door de brekende oppervlakken boven en onder de luchtlaag tussen lens en glasplaat. Omdat deze laag niet overal even dik is, treedt op de ene plaats versterking en op de andere plaats verzwakking op door interferentie. Newtonringen kunnen b.v. ook optreden bij dia’s die zijn ingeraamd tussen glaasjes. Het verschijnsel is volkomen equivalent aan de strepen van Fizeau.