Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Newman, John Henry

betekenis & definitie

Engels rooms-katholiek theoloog, *21.2.1801 Londen, ♱ll.8.1890 Birmingham. Newman werd opgevoed in de Anglicaanse Kerk.

Hij studeerde te Oxford. Als vicar van de universiteitskerk Saint Mary aldaar (1828-43) had hij grote invloed door zijn preken: Parochial and plain sermons (8 din. 1834-43). Samen met enkele vrienden, onder wie J.Keble en E.B.Pusey, stichtte hij in 1833 de Oxfordbeweging, tot herleving van de Anglicaanse Kerk. Om dit doel te realiseren werden de Tracts for the times, waarvan er 24 door Newman werden opgesteld, uitgegeven. In zijn Lectures on the prophetical office of the church (1837) en Lectures on justificatio (1838) beschouwde Newman de Anglicaanse Kerk als de ware voortzetting van de patristische traditie en als de middenweg (‘via media’) tussen de Rooms-Katholieke Kerk en het protestantisme. Tract 90 (1841), waarin de 39 artikelen van de Anglicaanse Kerk inrooms-katholieke zin werden geïnterpreteerd, stuitte op het verzet der officiële instanties van deze kerk.

Samen met enkele vrienden trok Newman zich in 1842 terug te Littlemore, waar hij An essay on the development of Christian doctrine schreef en in 1845 in de Rooms-Katholieke Kerk werd opgenomen. In 1847 werd hij te Rome priester en oratoriaan. In 1848 stichtte Newman een oratorium te Londen en een te Birmingham. In dit laatste woonde hij tot aan zijn dood, met uitzondering van 1851-58, toen hem de stichting en uitbreiding van de rooms-katholieke universiteit te Dublin was opgedragen. In die periode hield hij de voordrachten, die werden gebundeld in The idea of a university (1873). Newman was het doelwit van aanvallen zowel van anglicaanse als van rooms-katholieke zijde; hij verdedigde zijn religieuze ontwikkelingsgang in Apologia pro vita sua . Zijn ideeën over de religieuze kennis schreef Newman neer in An essay in aid of a grammar of assent (1870).

In 1879 werd hij kardinaal.Newman wordt beschouwd als een van de belangrijkste figuren uit de 19e-eeuwse kerkgeschiedenis, een profetische persoonlijkheid, die in de meeste van zijn ondernemingen faalde, maar wiens betekenis pas na zijn dood werd ingezien en wiens ideeën vooral in de 20e eeuw, o.a. in de oecumenische beweging, doorwerken. Uitgaven: Works (40 dln. 187—1921); Corresp. with J.Keble and others (1917); Letters and corresp. of J.H.Newman during his life in the Engl. Church, door A.Mozley (2 din. 189); Letters and diaries, door C.S.Dessain en T. Gornell (1961—).

LITT: J.Seynaeve, Card.Newman’s doctrine on Holy Scripture (1953); A.J.Boekraad, The personal conquest of truth according to J.H.Newman (1955);M.Trevor, J.H.Newman (2 din. 1962); C.S.Dessain, J.H.Newman (1966); H.Graef, God and myself (1967); F.M.Wiliam, Die Erkenntnislehre Newmans (1969); J.Brechtken, Kierkegaard-Newman (1970); J.Coulson, Newman and the common tradition (1970); N.Theiss, Newman in unserer Zeit (1972); J.Brechtken, Real-Erfahrung bei Newman (1973); P.Misner, Papacy and development (1976).

< >