die het eiland Newfoundland en het district Labrador omvat, 404517 km2, 522000 inw. Hoofdstad: Saint John’s.
FYSISCHE GESTELDHEID
BEVOLKING
De bevolking woont vrijwel uitsluitend in kleine nederzettingen langs baaien en inhammen van de kust, m.n. in het zuidoosten, waar de rijkste visgronden zijn. Het binnenland is vrijwel onbewoond. In de bevolking overheerst het Engelse element, terwijl 25 % van Ierse afkomst is en 5 % van Fransen en Schotten afstamt. Van de bevolking is 33 % anglicaans, 33 % rooms-katholiek; 25 % behoort tot de Verenigde Kerk van Canada. Memorial University voorziet in de richtingen kunsten en wetenschappen, technologie en educatie.
ECONOMIE
Visserij, bosbouw en mijnbouw zijn hoofdmiddelen van bestaan. Het agrarisch bedrijf, met korte groeitijd en weinig vruchtbare grond, is meestal bijbedrijf voor zelf verzorging.
De Grand Banks behoort tot een van de rijkste visserijgebieden. Kabeljauw is de voornaamste vangst (80 %), verder haring, zalm, heilbot, tarbot en kreeft. De walvisvangst heeft zich na de Tweede Wereldoorlog hersteld, wat ook voor de seizoenjacht op robben geldt. Sinds de opkomst van de houtpulp-en papierindustrie is de bosbouw van belang geworden, aangezien bijna de helft van het eiland Newfoundland met naaldbos bedekt is. In de mijnbouw is vooral de ijzerertswinning van grote betekenis. Op Belle Island is rond de eeuwwisseling de winning begonnen; in de jaren vijftig werden de voorraden bij Ruth Lake en Knob Lake voor het eerst aangesproken, met als centrum Schefferville.
Newfoundland levert ca. 40 % van de totale Canadese ijzerproduktie. Andere delfstoffen zijn koper, zink, asbest en lood. Buchans is voor deze stoffen een belangrijk mijnbouwgebied. Wat de industrie betreft heeft Newfoundland houten visverwerkende bedrijven, alsook olieraffinaderijen. Newfoundland put verder inkomsten uit de Noordamerikaanse militaire bases te Saint John’s, Corner Brook en Great Falls. Gander Airport is een belangrijke schakel in het transatlantische luchtverkeer.
GESCHIEDENIS
Newfoundland is vermoedelijk ca. 1000 n.C. al aangedaan door de Noormannen. In 1497 ontdekte G.Caboto het eiland, dat in 1583 Brits werd, maar feitelijk een niemandsland bleef. Newfoundland kreeg echter als uitgangspunt voor de Westeuropese visserij steeds meer betekenis. De Fransen verzekerden zich bij de Vrede van Utrecht (1713) van visprivileges bij de noordkust, die zij pas in 1904 prijsgaven. Newfoundland kreeg in 1855 zelfbestuur en in 1931 de dominionstatus; in 1933 de status van kroonkolonie. Na de sanering van de economie herkreeg Newfoundland zijn zelfstandigheid. In 1948 sloot het zich bij Canada aan.
LITT: S.J.Chadwick, Newfoundland (1967); G.A. Mercer, The province of Newfoundland and Labrador (1970).