o., het gesteente dat een erts-of gesteentegang aan de zijden begrenst.
In het nevengesteente was aanvankelijk de scheur ontstaan, die later werd opgevuld waardoor de ertsgang werd gevormd. De aard en de ertsrijkdom van de vulling worden dikwijls door het nevengesteente beïnvloed, zie metasomatose.