anti-semitische wetten die op door de Duitse Rijksdag eenstemmig werden aangenomen. Eén ervan, het Reichsbürgergesetz, sloot de joden van het rijksburgerschap uit, en het Gesetz zum Schutz des deutschen Blutes und der Deutschen Ehre verbood huwelijken of seksuele relaties tussen joden en ‘Ariërs’.
Tot uitvoering van de eerste wet is het nooit gekomen, althans formeel niet, want de regeling van de status ‘Reichsbürger’ hing ook samen met andere criteria dan ras en vergde een politiek massa-onderzoek dat eenvoudig onuitvoerbaar was. Beide wetten vormden echter de basis voor de volkomen rechteloosheid waaraan de joden gedurende de Tweede Wereldoorlog ten prooi vielen.