o. (-en),
1. woonplaats die vogels bouwen om eieren uit te broeden en hun jongen te verzorgen: het waterhoentje maakt zijn nest in het riet; een vogel op het betrappen, (ook fig.); nesten uithalen, ze van de eieren en jongen beroven; (gew.) nest dragen, bouwstoffen voor het nest aandragen, het nest bouwen; (fig.) zijn eigen bevuilen, van zijn eigen familie of volk kwaadspreken;
2. verblijf van andere dieren dan vogels; een nest met acht jonge ratten; leger (van wild);
3. plaats waar men een dier laat verblijven, zonder dat het zelf die plaats heeft ingericht: de hoenders zoeken nest;
4. al de jongen die een dier tegelijk heeft geworpen: een jonge honden; (gemeenz.) hij is uit een goed nest, uit een achtenswaardig gezin;
5. (padvinderij) onderdeel van een welpenhorde;
6. (militaria) kleine stelling: weerstandsnest;
7.(plat) bed: lang in zijn nest liggen; naar zijn gaan;
8.(fig.) armelijke woning; (ook) huis van jonggehuwden;
9. verblijf van rovers en dieven: zeeroversnest;
10. onaantrekkelijk en klein stadje of dorp, gat: in zo’n nest wil ik niet wonen,
11. jonge of andere voor menselijke consumptie niet gevraagde vis;
12. een nest pannen, dozen, schaaltjes, een aantal dat juist in elkaar past, door opvolging in grootte;
13. afval;
14. ondeugend of nuffig meisje: het is zo’n koket nest!
15. warwinkel, ingewikkelde zaak: in de nesten zitten; iemand uit de nesten helpen;
16. ruzie: zoek geen nesten.
BIOLOGIE
Bij de insekten (bijen, mieren, wespen) dient het nest, behalve als plaats van broedzorg, tegelijk als woonplaats voor een geheel volk. Onder de gewervelde dieren vindt men nesten bij de vissen (stekelbaarsje, labyrintvissen), bij sommige tropische kikvorsen, bij knaagdieren, krokodillen en bij nagenoeg alle vogels. Ook sommige mensapen maken nesten (slaapnesten). Het nest kan vele vormen hebben (o.a. grondnest, gevlochten en hangend, ‘gemetseld’, ooievaarsnest, spechtenest) en is vooral een voorwerp van zorg voor het vrouwtje. Nestblijvers hebben ingewikkelder nesten dan nestvlieders.
VISSERI
Nest bestond bij de visserij op het IJsselmeer meestal uit pos en spiering, die vaak in grote hoeveelheden meegevangen werd bij de kuilvisserij op aal. Het werd verwerkt tot vismeel, of als eendevoer gebruikt.