o., logisch positivisme, logisch empirisme, een van de belangrijkste filosofische scholen van de 20e eeuw.
FILOSOFIE
Het neopositivisme ontstond tussen beide wereldoorlogen in de groep van wetenschapsmensen en filosofen die men aanduidt als de Wiener Kreis (onder wie M.Schlick, H.Hahn, O. Neurath, P.Frank, R.Carnap, F.Kaufman, H. Feigl). In samenwerking met deze groep werd het neopositivisme eveneens beleden in de zgn. School van Berlijn (H.Reichenbach, K.Lewin, C.G.Hempel). Van 1930—40 was het tijdschrift Erkenntnis, geredigeerd door Carnap en Reichenbach, het officieel orgaan van het neopositivisme. Gedurende de Tweede Wereldoorlog weken de belangrijkste figuren van het neopositivisme uit naar de VS en stichtten er het Institute of the Unity of Science.
Het neopositivisme is nog steeds een van de voornaamste partners van het filosofisch gesprek. Overigens onderkent men in het neopositivisme zelf een duidelijke evolutie: werd bij het begin vooral aandacht besteed aan de formulering van het zgn. verificatiecriterium en aan het uitwerken van een wetenschappelijk wereldbeeld en wetenschapslogica, na de Tweede Wereldoorlog evolueerde het neopositivisme voornamelijk tot een analyse van de geformaliseerde talen, m.n. de mathematische. C. Morris maakte in zijn Logical positivistn, pragmatism and scientific empiricism (1937) de synthese van het neopositivisme met de verschillende themata van het Amerikaanse pragmatisme. Ook met betrekking tot het verificatieprincipe zelf maakte het neopositivisme een ontwikkeling door: was oorspronkelijk alleen die uitspraak voor de kennis zinvol die hetzij logisch-mathematisch, hetzij met behulp van de zintuiglijke waarneming kon worden geverifieerd, later werden ook andere uitspraken als cognitief zinvol beschouwd. Het neopositivisme blijft echter wantrouwig staan tegenover alomvattende verklaringen en het werken zonder duidelijke wetenschappelijke criteria.
LITT: G.Bergmann, The metaphysics of logical positivism (1954); A.J.Ayer e.a., Logical positivism (1959; belangrijke bloemlez. en bibliogr.); V.Ruml, Der logische Positivismus (1965); V.Kraft, Der Wiener Kreis. Der Ursprung des Neopositivismus (1968); L.Vax, L’empirisme logique (1970). SOCIOLOGIE. Onder invloed van de sterke uitgroei van het empirisch sociaal-wetenschappelijk onderzoek en zijn methodiekontwikkeling herleefden na de Tweede Wereldoorlog ook in de sociale wetenschappen positivistische tendensen. In een hernieuwde discussie hierover werd deze stroming bestempeld als neopositivisme. In de jaren zestig bereikte dit dispuut in Duitsland een hoogtepunt in de positivismestrijd. Achteraf werd algemeen erkend dat het in deze strijd om thema’s ging die door de naam (neo)positivisme eigenlijk onjuist werden weergegeven.
LITT: L.W.Nauta (red.), Het neopositivisme in de sociale wetenschappen (1975).