o., m.n. in Engeland en Frankrijk gebruikelijke term voor het classicisme van eind 18e en begin 19e eeuw.
(e) Het neoclassicisme vormde een reactie op de weelderigheid van barok en rococo. Men streefde naar een getrouwe navolging van de antieke kunst, die in die tijd volop in de belangstelling stond door de diverse archeologische opgravingen, o.a. van HercuIaneum en Pompeii (1748). Bekende neoclassicistische kunstenaars zijn o.a. A. Canova, J. Flaxman, J.L.David, J.G.
Soufflot, G.B. Piranesi,
B. Thorwaldsen. De benaming neoclassicisme is daarnaast wel van toepassing op het in latere tijd opnieuw gebruik maken van het classicistische vormenrepertoire.
LITT: D. Irwin, English neoclassical art (1966); H. Hunour, Neo-classicism (1968); M.Praz, On neoclassicism (1969).