m. (-en),
1. neerwaartse beweging, m.n. van een zuiger in werktuigen;
2. (muziek) de eerste slag in de maat: met de neerslag beginnen;
3. plotselinge daling van de waterspiegel;
4. coll. ben. voor regen, sneeuw en hagel: op hoge bergen heeft de veelal de vorm van sneeuw; radioactieve neerslag (fall-out);
5. m./o. (scheikunde) wat is neergeslagen: precipitaat, elke vaste stof die zich na een chemische reactie in vaste toestand afscheidt uit een oplossing: het neerslag van zilverchloride; ook fig.: de neerslag van dit bezoek aan Amerika vindt men in zijn roman. Neerslag is gecondenseerde atmosferische waterdamp, die in vaste of vloeibare vorm als regen, sneeuw, hagel uit de lucht valt, of op aarde neerslaat als mistaanslag, dauw, rijp, ijzel. Eerstgenoemde neerslagvormen worden gevormd in de bovenlucht, de andere komen uit de onderste luchtlagen als afzettingen op vaste voorwerpen. De hoeveelheid water die door de laatstgenoemde neerslagvormen aan de aarde wordt toegevoerd is onbelangrijk tegenover die der eerstgenoemde.
De neerslag die als regen, sneeuw of hagel op aarde valt, kan worden gemeten met regenmeters. De hoeveelheid neerslag per dag, per maand en per jaar is naar streek zeer verschillend. De verdeling van de neerslag over het jaar, het gemiddeld aantal dagen met neerslag, de gemiddelde hoeveelheid neerslag per neerslagdag en de gemiddelde duur van de neerslag op een neerslagdag zijn kenmerkende factoren voor het klimaat van een plaats of streek. Vooral in de tropen vertoont de neerslag een markante jaarlijkse periode, in het bijzonder in de moessongebieden. In vele klimaten heeft de neerslag ook een dagelijkse periode, veelal samenhangend met een dagelijkse periode van de wind, die het sterkst tot uiting komt in de tropen en die niet het gehele jaar door hetzelfde is. In gematigde streken valt de meeste neerslag bij het passeren van fronten behorende bij de gebieden van lage luchtdruk en uit buien die in deze gebieden voorkomen.
Men onderscheidt in de weerrapporten de volgende vormen van neerslag: motregen, regen, regen en sneeuw (natte sneeuw), ijsregen (bevroren regen), sneeuw, motsneeuw, ijsnaalden, korrelsneeuw, korrelhagel, hagel, dauw, rijp, ruige rijp en ijzel.
Over de wijze waarop neerslag in wolken ontstaat is nog niet alles bekend. Maar een belangrijke rol spelen de ijskristallen tussen de onderkoelde waterdruppeltjes in de wolken bij de neerslagvorming.
Deze ijskristallen vormen zich boven het ijskiemniveau, waar een transport van waterdamp naar de ijskristallen plaatsvindt, zodat de ijskristallen groeien ten koste van de onderkoelde waterdruppeltjes. De zwaarder wordende ijskristallen klonteren samen tot sneeuwvlokken, gaan sneller vallen dan de omringende waterdruppeltjes en vangen vele ervan in, waardoor ze nog verder groeien en overgaan in korrelsneeuw, korrelhagel of hagel. Hun valsnelheid wordt zo groot dat ze uit de wolk naar beneden vallen, terwijl vele ervan tevens voldoende groot zijn om onderweg niet geheel te verdampen, zodat ze als neerslag in vaste of vloeibare vorm de grond bereiken.
Uit waarnemingen in de tropen met radiosonde en radar bleek dat daar buienwolken voorkomen waarin de temperatuur overal boven 0 °C is. Men neemt aan dat in deze warme wolken reeds in de basis een aantal druppels voorkomt die groter zijn dan de andere. Deze druppels worden in de stijgende luchtmassa’s mee omhooggesleept, maar minder snel dan de kleinere druppels, zodat deze laatste er tegenop botsen en ermee samensmelten (coalescentie). De grote druppels worden door deze botsingen tenslotte groot genoeg om als regendruppels uit de wolk naar beneden te vallen. Van de beide hier genoemde processen van neerslagvorming tracht men gebruik te maken voor het verwekken van kunstmatige neerslag.
LITT. N.H.Fletcher, The physics of rainclouds (1962); B.J.Mason, The physics of clouds (1971); F.H.Schmidt, Inl. tot de meteorologie (1974).