v./m. (neren), (geofysica) tegenstroom, wervel: de rivier heeft veel neren.
Neren treden op bij oneffenheden in de bodem of aan de oevers tussen kribben, dammen en pieren. De wervels van neren hebben meestal een verticale as; neren met een horizontale as vormen zich aan de bodem als de diepte plotseling toeneemt. Ze onderscheiden zich van een draaikolk door een vaste plaats en een afnemende stroomsnelheid naar het centrum.