I. bn., uitdr. van ontkenning (tegenst. van ja): heb je dat gezegd, ja of nee?; o, och schudden, zeggen; als hij eenmaal heeft gezegd, doet hij het ook niet; geen nee kunnen zeggen, niet kunnen weigeren als iets gevraagd wordt; nee verkopen, zeggen dat men iets niet voorhanden heeft (in een winkel); ook om het voorafgaande te herroepen: hij is nu twintig, nee, eenentwintig jaar; maar!; als uitdr. van verrassing: maar nee! dat is prachtig!; ook als uiting van verontwaardiging: nee, nou nog mooier!;
II zn. o., het zeggen van neen, de ontkenning: zijn ja is ja en zijn is nee.