(zat na, heeft nagezeten),
I. (overg.)
1. vervolgen, nazetten: de dief nazitten ;
2. nagaan, narijden: die luie jongens moet je maar flink nazitten;
II. (onoverg.) nablijven.
Gepubliceerd op 13-12-2021
betekenis & definitie
(zat na, heeft nagezeten),
I. (overg.)
1. vervolgen, nazetten: de dief nazitten ;
2. nagaan, narijden: die luie jongens moet je maar flink nazitten;
II. (onoverg.) nablijven.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: