o. (-en), licht dat schepen en vliegtuigen van zonsondergang tot zonsopkomst alsmede bij slecht zicht moeten voeren.
Zowel in de scheepvaart als in de luchtvaart wordt de plaats der onderscheidene lichten, de kleur, de lichtsterkte alsmede de sector waarin de lichten zichtbaar moeten zijn, door de overheid voorgeschreven. In de scheepvaart kunnen andere schepen daaruit opmaken met welk soort vaartuig zij te doen hebben, of het stil ligt of vaart, en als het vaart in welke richting. Bij vliegtuigen onderscheidt men de vleugellichten, die zich in de vleugeltippen bevinden (links rood, rechts groen) en een wit staartlicht. Deze lichten mogen ononderbroken schijnen, of als knipperlichten werken.