Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

natrekking

betekenis & definitie

v.,

1. het natrekken;
2. (recht) wijze van verkrijgen van eigendom van een zaak doordat deze verbonden wordt met een andere zaak waarvan men reeds eigenaar is.

Natrekking is in Nederland geregeld in artt. 644664 BW, daarbij handelend over eilandvorming in een rivier, verlegging van een rivierbedding, verwaaiing van een zeeduin, aanspoeling en aanwerping, bebouwing van andermans grond, het bouwen op eigen grond met andermans materialen. Alles wat door natrekking tot een zaak gerekend kan worden (dus ook de vruchten, zowel de natuurlijke als die door arbeid verkregen), zolang deze takof wortelvast öf aan de grond zijn vastgehecht, maakt deel uit van de zaak. bijzaak.

In België verstaat men onder natrekking hetzelfde als in Nederland en zij is geregeld in artt. 556-563 BW. De duiven, konijnen, vissen, die naar een ander hok, warande of vijver overgaan, behoren de eigenaar van deze voorwerpen toe, mits de dieren er niet door bedrog of list werden binnengelokt. Op kunstmatige wijze geschiedt natrekking door toedoen van de mens: bouw met andermans materiaal en bouw op andermans grond. In het laatste geval heeft de eigenaar van de grond de keus: ofwel de bezitter (wanneer hij niet te goeder trouw is) er toe verplichten het werk op diens kosten af te breken, indien mogelijk, ofwel de werken behouden, mits schadeloosstelling. Natrekking ten behoeve van roerende goederen wordt geregeld door artt. 565569 (toevoeging van een roerend goed bij een ander) en artt. 573—575 (vermenging van roerende zaken). Deze regels dienen echter de rechter tot voorbeeld om hem toe te laten, in de niet voorziene gevallen, volgens de bijzondere omstandigheden, een beslissing te treffen.

< >