[Russ. narod, volk], m. (mv.), Russische 19e-eeuwse intellectuelen die onder het volk gingen, d.w.z. vermomd als boerenarbeiders tegen grootgrondbezit en absolutisme ageerden.
In de jaren zestig van de 19e eeuw ontwikkelde zich in Rusland de idee dat de herverdelende dorpsgemeenschap (mir) de basis zou kunnen vormen voor een socialistische maatschappijordening. Wanneer de kleine heersende klasse eenmaal vernietigd was, zou het socialisme in Rusland praktisch verwerkelijkt zijn. Van deze gedachte bezield begaven zich in de jaren zeventig vele jonge intellectuelen onder het volk om de boeren aan te zetten tot opstand tegen het grootgrondbezit en de tsaristische autocratie. Door het wantrouwen van de boeren en de hevige vervolging liep deze beweging op een fiasco uit. Onderlinge onenigheid in de belangrijkste organisatie der narodniki, Zemlja i Volja (land en vrijheid), leidde in 1879 tot een scheuring. De groep Narodja Volja (volkswil, volksvrijheid) ging zich toeleggen op terroristische actie, die in 1881 resulteerde in een succesvolle aanslag op tsaar Alexander II.
De groep Tsjorni Peredjel (zwarte herverdeling) beperkte zich tot propaganda; uit deze groep ontwikkelden zich de eerste revolutionaire marxisten in Rusland (G.Plechanov). De latere sociaal-revolutionairen waren de geestelijke nazaten van de narodniki.
LITT. F.Venturi, II populismo russo (1952; Eng. vert. 1960); A.Yarmolinski, Road to revolution (1962); D.Footman, Red prelude (1968).