Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

narcisme

betekenis & definitie

[Narkissos], o., ziekelijke liefde tot zichzelf.

In de psychoanalytische theorie van Freud wordt de term narcisme gebruikt wanneer de libido uitsluitend gericht is op de eigen persoon. Men spreekt van primair narcisme bij het zeer jonge kind, dat nog de gave mist om andere objecten in zijn omgeving te onderkennen, en voor wie de wereld niet meer is dan een verlengstuk van het eigen ik. De naar bevrediging strevende driften van het kind in dit stadium zijn daarom puur op het eigen lichaam gericht (auto-erotiek). Tegelijk ervaart het kind een gevoel van almacht. Bij toestanden van ernstige psychische gestoordheid, d.w.z. bij sommige vormen van psychose, ziet men fixatie op of regressie naar het primaire narcisme. Daarnaast spreekt men over secundair narcisme als het kind heeft geleerd een scheiding te maken tussen eigen ik en andere objecten, en deze objecten ook lief kan hebben in zover zij bevrediging verschaffen van de eigen driften van het kind.

Het kind richt ogenschijnlijk zijn libido op het object, maar door identificatie met het object is er in wezen sprake van eigenliefde zonder consideratie voor het object zelf. Na het erkennen van het bestaan van andere objecten, realiseert het kind zich zijn afhankelijkheid, en ervaart daarmee de ander als almachtig en niet meer zichzelf. Met het secundair narcisme doet het kind via identificatie met het object een poging het verloren gevoel van almacht terug te winnen. Het secundair narcisme ontstaat in de anaal-sadistische fase en speelt vooral een rol bij het Oedipuscomplex in de genitale fase. Fixatie op of regressie naar een toestand van secundair narcisme wordt veelvuldig gezien bij neurotische stoornissen (neurose).

< >