Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

nalopen

betekenis & definitie

(liep na, heeft en is nagelopen),

I. (overg.)
1. achter iemand lopen, iemand of iets lopend volgen: de meisjes nalopen; die hond loopt zijn baas overal na; (fig.) het geluk liep hem altijd na, hij was altijd gelukkig; een dominee nalopen, altijd bij hem naar de kerk gaan;
2. iemand die reeds vertrokken is volgen om hem in te halen: hij heeft zijn jas vergeten, loop hem gauw even na om hem die te geven;
3. voortdurend moeite doen om bij iets te zijn of eraan deel te hebben: kermissen nalopen;
4. geregeld volgen, toezicht houden op, behartigen: hij heeft het veel te druk, hij kan niet alles nalopen; aan zo’n zaak is heel wat na te lopen, daar is heel wat zorg en moeite aan verbonden;

II. (onoverg.) te langzaam lopen (van een uurwerk).

< >