[Babylonisch Naboeapaloetsoer, Naboe, bescherm de erfzoon], koning van BABYLONIË (626 v.C.-605 v.C.). Assoerbanipal van Assyrië had in Nabopolassars land, het Zeeland, Kandalanoe als stadhouder aangesteld.
Na diens dood streed Nabopolassar met wisselend succes tegen Assyrië. Hij werd in Babylonië als koning erkend. Tenslotte dreigde hij Assyrië, dat sinds 614 in Kyaxares van Medië een geducht tegenstander had gekregen, onder de voet te lopen. Nadat de Meden Assoer hadden veroverd en verwoest, sloot Nabopolassar met hen een vriendschapsverdrag. In 613 wist Assyrië onder SinsjarisjkoenNabopolassar nog eenmaal tot de terugtocht te dwingen. In 612 werd Nineve door een Medisch-Babylonische coalitie ingenomen en geplunderd, ondanks Egyptische hulptroepen die de laatste Assyrische koning, Assoeroeballit II, te hulp snelden.
Ter consolidering van zijn rijk moest Nabopolassar daarna nog oorlog voeren tegen Oerartoe en het in 612 door Egypte bezette Syrië veroveren. Deze laatste taak werd in zijn opdracht door zijn zoon Nebukadnezar II uitgevoerd.
LITT. D.W.Wiseman, Chronicles of Chaldean kings in the British Museum (1956).