o. (-sen), bos dat hoofdzakelijk door naaktzadigen (Gymnospermae) gevormd wordt, en normaal een ondergroei van dwergstruiken, kruiden, mossen en zwammen vertoont.
Naaldbos is altijdgroen wanneer het uit soorten van den (Pinus), fijnspar (Picea), zilverspar (Abies), ceder (Cedrus), cypres (Cupressus), jeneverbes (Juniperus) en andere altijdgroene naaldbomen bestaat. Echter de lork (Larix) vormt zowel in de naaldbosgordel op gebergten als in de boreale naaldbosgordel winterkaal bos. Op het zuidelijk halfrond komt relatief veel minder naaldbos voor, maar Podocarpus-, Araucariaen Agathis-soorten vormen toch belangrijke bergnaaldbossen in tropische en subtropische gebieden. Zowel de natuurlijke als de aangeplante naaldbossen zijn economisch erg belangrijk als leveranciers van hout en hars.