Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

naakt

betekenis & definitie

I. bn. en bw. (-er, -st),

1. (van het lichaam) ontbloot van alle bedekkingen, zonder kleren: studies naar het naakte model; (fig.) iemand uitschudden, uitkleden, hem van alles beroven; naakt en bloot, arm en behoeftig;
2. zonder bekleding, onbedekt: naaktslakken, slakken zonder schelp;
3. onbegroeid: naakte rotsen, zonder plantengroei;
4. (plantkunde) onbedekt, b.v. een bloem zonder bloemdek, een stengel zonder bladen;
5. (van wanden) onbekleed, zonder versiering: naakte muren;
6. (fig.) openbaar; geheel zichtbaar: de naakte waarheid; de naakte voorstelling van de feiten;
7. (fig.) zonder toevoegsels of reductie: een naakt bedrag; zonder aftrek, bruto;

II. zn., o. (-en), (schilderkunst)

1. het naakte lichaam, naakt model;
2. genre in de beeldende kunsten waarbij gestreefd wordt naar een weergave van het naakte menselijk lichaam.

In de klassieke oudheid streefde men vooral het ideaal van lichaamsschoonheid na, te verwezenlijken door harmonische gymnastische ontwikkeling. De Griekse beeldhouwkunst gaf dit streven weer in de volmaakte benadering van harmonische verhoudingen tussen de verschillende ledematen. In de vroege middeleeuwen kwam dit principe op de achtergrond, mede door een technisch primitieve leefwijze en een andere benadering van het menselijk bestaan dan in de Grieks-Romeinse wereld. In de middeleeuwse kunst zijn naaktvoorstellingen zeldzaam. Zij werden voornamelijk aangewend ter illustratie van bijbelse verhalen en sommige heiligenlevens (Adam en Eva, Doop van Christus, Kruisiging, Piëta, Verrijzenis, Laatste Oordeel, Job, Lazarus enz.), maar ook allegorische en fantastische figuren als ondeugden en duivels waren aanleiding tot uitbeelding van het naakt. In de romaanse kunst is de weergave van het menselijke lichaam vaak onbeholpen maar uiterst suggestief en expressief en geheel onderworpen aan de architectonische vormen.

Later kwam men tot een vrijere houding en beweging, in enkele gevallen tot een zeker streven naar vormschoonheid. Deze eigenschappen, reeds aanwezig in de Eva op een kapiteel te Autun en aan het zuidportaal van de kathedraal te Chartres, ontwikkelden zich vooral aan het begin van de 15e eeuw. In de schilderkunst werd een hoogtepunt bereikt door Van Eyck (realisme) en Masaccio (dramatiek der expressie), in de beeldhouwkunst o.a. door Riemenschneider. Op de grens van de middeleeuwen heeft Jeroen Bosch in zijn visionaire scheppingen talrijke naaktfiguren aangebracht (Tuin der lusten), die in zekere zin teruggrijpen naar de romaanse opvatting. De Italiaanse renaissance deed de bewuste navolging van het klassieke voorbeeld (Botticelli, Mantegna) herleven. In de vele mythologische taferelen door de kunstenaars uitgebeeld, is het naakt overheersend.

Aan het begin van de 16e eeuw ontstonden door studie van proportie en plastische anatomie naar naaktmodel werktekeningen in de ateliers van o.a. Da Vinei, Signorelli en Michelangelo, waaruit de algemeen aanvaarde voorstelling van het naakt is voortgekomen. In het noorden bewoog de schildering van het naakt zich vooral in realistische zin (Dürer, Cranach), terwijl Frankrijk een gereserveerde en gemaniëreerde opvatting toonde (School van Fontainebleau). Nieuwe tendensen bracht de 17e eeuw door lichtwerking en realisme (Caravaggio, El Greco, Murillo, Velazquez, Rubens, Rembrandt). De 18e eeuw werd beheerst door de uitbeelding van naaktfiguren in een arcadische gedachte, vol sensueel en onwerkelijk sentiment (Watteau, Fragonard, Boucher, Houdon). De 19e eeuw bracht, na een herleefd classicisme en de imiterende romantiek, een eigen ontwikkeling die realistisch en pittoresk was en leidde tot het impressionisme van o.a.

Rodin (De kus) en Manet (Déjeuner sur l’herbe). Het krachtig luministische expressionisme van Hodler en Gauguin, evenals het fauvisme van Matisse, heeft bewezen dat ook hier de nieuwe wegen in de naaktschilderkunst niet doodlopen. De moderne stromingen vinden met schijnbare of werkelijke uitschakeling van naturalistische vormen nochtans mogelijkheden tot uitbeelding van de menselijke figuur (Picasso, Zadkine, Moore), maar met een voorbijgaan aan het klassiek vormenideaal.

LITT. K. Clark, The nude, a study of ideal art (1956); F.Bayl, Der nackte Mensch in der Kunst (1964); J.M.Plumer, The philosophy of nakedness (1964).

< >