v./m. (n’s; n’tje),
1. als teken de veertiende letter, als klank de elfde medeklinker van het alfabet;
2. in een alfabetische rangschikking (kaartsysteem, boek e.d.) al de namen, woorden of lemmata die met een n beginnen; bij uitbreiding die namen, woorden of lemmata met de bijbehorende gegevens, teksten, systeemkaarten enz.
De n gaat via Latijn en Grieks (nu) terug op de Semitische nun. Hij duidt de stemhebbende dentale (voor g en k ook de velare) nasaal aan. Vormen. De Semitische vorm (1) werd door de Grieken (2; 3 de voornaamste latere ontwikkeling; thans v) en de Romeinen (4; 5 klassiek boekschrift) overgenomen. De vroege Romeinse cursief toonde een ontwikkeling die op de Griekse leek; daarnaast was er een vorm (zij het minder goed bekend) die via vormen als (6) tot die van de minuskelcursief (7) leidde, en daarmee tot die van alle latere schriften: Karolingisch, Gotisch (8) en later.