[Fr.],
1. m. (-ten), (jacht) mosket;
2. o. (-ten), ouderwets geweer met pan en lont.
Het musket was een handvuurwapen van groot kaliber, waarbij een soort lont moest worden gebruikt. Het musket verdrong in de 16e eeuw de lichtere haakbus. Aanvankelijk moest het op een vork rusten, wat in de 17e eeuw niet meer nodig was, doordat men het wapen in een lichtere vorm had gemaakt.