Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

musical

betekenis & definitie

[Eng. musical comedy, muzikale komedie], m. (-s), theaterstuk in het lichtere genre waarin muziek, zang en dans een grote rol spelen.

De musical, een Amerikaanse theatervorm die ook buiten de VS populair geworden is, onderscheidt zich van de operette door het gebruik van populaire dansvormen en van de volkstaal in dialogen en liedteksten. De Amerikaanse musicals geven de toon aan; Europese musicals hebben, enkele uitgezonderd, slechts succes op landelijke schaal.

De term musical werd voor het eerst gebruikt voor het spektakelstuk The black crook, dat gebaseerd was op een melodrama van C.M.Barras. Dit stuk ging in 1866 in New York in première en werd 474 maal opgevoerd. Engelse toneelgezelschappen, zoals het Gaiety Theatre uit Londen, brachten stukken als A gaiety girl (1893) en The geisha (1896), die als voorlopers van de moderne musical beschouwd kunnen worden. In de Amerikaanse musical, die zich sinds 1900 goed begon te ontwikkelen, kan men twee genres onderscheiden. Het eerste is gebaseerd op de Britse en Middeneuropese traditie en wordt gekenmerkt door een zich in een exotische omgeving af spelende, meestal historische en romantische handeling. Voorbeelden hiervan zijn de musicals van R.Friml, S.Romburg, R.Rodgers en O.Hammerstein, J.Kern, F.Loewe.

Het andere genre kan beschouwd worden als een vorm van Amerikaanse volksopera. Hiertoe kan men het werk van o.a. G. Gershwin, R.Rodgers en L.Hart, C.Porter en F. Loesser rekenen. Vaak wordt gewerkt met bestaand werk uit de litteratuur.

Bij de opkomst van de geluidsfilm (1927) ontstond naast de theatermusical ook de filmmusical. Hierbij ging het zowel om verfilming van bestaande theatermusicals als om speciaal voor de film geschreven musicals.

De moderne musical komt tot stand in een hechte samenwerking van producent, dialoogen tekstschrijver, componist, arrangeur, regisseur, choreograaf, decorontwerper, dirigent en specialisten op het gebied van toneeleffecten. De optredenden zijn behalve acteurs tegelijk ook zangers en dansers. Bekende Amerikaanse theatermusicals zijn o.a. Porgy and Bess (1935) van Gershwin, Oklahoma (1943), Carousel (1945) van Rodgers en Hammerstein, Annie get your gun (1946) van Berlin, Kiss me Kate (1948) van Porter (naar The taming of the shrew van Shakespeare), South Pacific (1949) van Rodgers en Hammerstein (naar Tales of the south pacific van Michener), My fair lady (1956) van Loewe (naar Pygmalion van Shaw), West Side story (1957) van Bernstein en Sondheim, The sound of music (1959) van Rogers en Hammerstein, Hello Dolly (1964) van Herman, Funny girl (1964) van Merrill, Fiddler on the roof {1964) van Stein, The man of La Mancha (1965) van Wasserman, Sweet Charity (1967) van Coleman en Fields, Hair (1968) van Ragni, Rado en MacDermot, Jesus Christ Superstar (1970) van Webber en Rice.

Bekende filmmusicals zijn o.a.: West Side story , The sound of music (1964), My fair lady (1964), Mary Poppins (1965), Cabaret (1972), Jesus Christ Superstar (1973). Europese musicals die succes oogstten waren: Oliver (1960) van Bart (naar Oliver Twist van Dickens) en Irma la douce (1962) van Monnot. In Nederland en België had de vertaalde versie van My fair lady veel succes, evenals Anatevka, een bewerking van Fiddler on the roof. Ned. musicals die succes hadden, waren Heerlijk duurt het langst en Foxtrot van Annie M.G.Schmidt en Harry Bannink.

LITT. D.Ewen, The complete book of the American musical theatre (1958); S.Schmidt-Joos, Das Musical (1965); R.Mander en J.Mitchenson, Musical comedy (1969); F.Bredschneyder, Elseviers grote boek voor operette en musical (1972); S.Green, The world of musical comedy (1973).

< >