o. (-drijven), het misdrijf van namaken of vervalsen van muntspeciën of bankbiljetten met de bedoeling deze als echt of onvervalst uit te geven of te doen uitgeven.
Muntmisdrijven worden over de gehele wereld vrij zwaar gestraft. Men rekent er in het algemeen ook het vervalsen of namaken van staatspapieren toe. In Nederland is volgens art. 208 WStr ieder die muntspeciën of munt-of bankbiljetten namaakt of vervalst met de bedoeling deze als echt of onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, strafbaar met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaar. Zo ook degene die ze uitgeeft of daartoe in voorraad heeft dan wel invoert (art. 209). Hij die muntspeciën in waarde vermindert (het snoeien) met de bedoeling ze aldus in waarde verminderd uit te geven of te doen uitgeven, wordt, als schuldig aan muntschennis, gestraft met gevangenisstraf van maximaal acht jaar (art. 210). Zo ook degene die ze uitgeeft of daartoe in voorraad heeft dan wel invoert (art. 211).
Hij die opzettelijk valse, vervalste of geschonden muntspeciën of valse of vervalste muntof bankbiljetten uitgeeft, wordt behoudens het bepaalde in de artt. 209 en 211, gestraft met gevangenisstraf van maximaal drie maanden. Volgens art. 8 Muntwet 1948 worden vervalste of geschonden munten in ’s rijks schatkist niet aangenomen. Niemand is gehouden ze aan te nemen. Onder geschonden munten worden niet begrepen munten, die kennelijk uitsluitend door slijtage in gewicht zijn verminderd. In België is de bestraffing van muntmisdrijven en van het namaken of vervalsen van openbare effecten, aandelen, schuldbrieven, rentecoupons en bij de wet toegelaten bankbiljetten geregeld in de artt. 160—179 WStr. Voor deze misdrijven geldt 10—15 jaar dwangarbeid voor degene die gouden of zilveren munten namaakt, 5-10 jaar opsluiting voor degene die ze schendt en drie maanden tot drie jaar voor munten van ander metaal.