Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Multatuli

betekenis & definitie

[Lat. ik heb veel gedragen], eigenlijk: Eduard Douwes Dekker, Ned. letterkundige, *2.3.1820 Amsterdam, †19.2.1887 Nieder-Ingelheim; gehuwd met Everdine Huberte (Tine), baronesse van Wijnbergen, *1819, †1874. In 1838 trad Multatuli in gouvernementsdienst in het toenmalige Ned.-Indië.

Hij klom snel op, maar niet zonder wrijvingen met zijn meerderen. Van 1852–55 verbleef hij met ziekteverlof in Europa. In 1856 werd hij aangesteld tot assistent-resident van Lebak. Op grond van aantekeningen van zijn voorganger en eigen ervaringen diende hij daar, nauwelijks in functie, een aanklacht in tegen het inlands hoofd wegens machtsmisbruik, knevelarij en afpersing van de bevolking; praktijken die door het Ned. gezag getolereerd werden omwille van de ‘rustige rust’ en de baten. Multatuli’s alleszins gerechtvaardigde maar bruuske optreden bezorgde hem een overplaatsing. Gekwetst in zijn ijdelheid en geremd in zijn aspiraties vroeg hij daarop eervol ontslag aan.

Een jarenlange periode van zwerven, veelal zonder zijn gezin en in steeds benarder omstandigheden, ving aan. In de herfst van 1859 schreef hij in een armoedig logement te Brussel in enkele weken tijds het meesterwerk Max Havelaar, of de koffijveilingen der Ned. Handel Mij. (2 dln. 1860). De minister van Koloniën Rochussen bood hem, om hem de mond te snoeren, een betrekking in de West aan, maar willigde zijn eis, Raad van Indië te worden, niet in. Hierop publiceerde Multatuli zijn boek, door bemiddeling en met tekstwijzigingen van Jacob van Lennep. De roman maakte zowel door de aanklacht en de eis van gerechtigheid, als ook door de boeiende inkleding en de meeslepende, sterk variërende stijl grote opgang.

In de volgende jaren bleef Multatuli nog lang aarzelen tussen zijn politieke ambities, het wederopvatten van zijn ambtelijke loopbaan en zijn schrijverschap. De verhouding tot zijn medemensen werd gekenmerkt door voortdurende misverstanden, die hem tot polemiek noopten. Herhaaldelijk maar vergeefs trachtte hij aan de speelbank zijn chronisch geldgebrek op te heffen. In de winter van 1865 werd Multatuli bij verstek veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf wegens gewelddadige verdediging van een beledigde actrice; hij week naar Duitsland uit. Zijn vrouw trok met beide kinderen naar Italië. Een van zijn bewonderaarsters, Maria Frederika Cornelia Hamminck Schepel (Mimi, *1839, †1930) deelde sindsdien zijn ballingschap.

Na Tines dood werd zij zijn tweede vrouw. Multatuli is na 1870 nog slechts incidenteel in Nederland geweest voor het houden van lezingen of voor de opvoering van zijn toneelstukken. Door bewonderaars bijeengebrachte fondsen stelden hem in staat zich in 1881 te Nieder-Ingelheim te vestigen. De Max Havelaar is in vele talen vertaald. Fragmenten als de toespraak aan de hoofden van Lebak en de geschiedenis van Saïdjah en Adinda zijn klassiek geworden. In de Ideeën (1862–77), een bonte verzameling van aforismen, parabelen en polemische artikelen, toont Multatuli zich ‘de virtuoos van het sarcasme’ (Busken Huet); in ditzelfde werk vindt men ook het toneelstuk Vorstenschool (1872; première 1875) en de onvoltooide Woutertje Pieterse (eerste afzonderlijke uitgave, 1890), de eerste Ned. roman van een kinderleven.

Het is een idyllisch-romantische uitbeelding van een gevoelig, van edele daden dromend jongetje in het karikaturaal getekend kleinburgerlijk milieu van broer Stoffel, juffrouw Laps en Meester Pennewip. Evenals Max Havelaar bevat ook dit boek vele (geïdealiseerde) autobiografische gegevens. De romanticus Multatuli heeft de Ned. schrijftaal bevrijd van classicistische stijfheid en onnatuurlijkheid. Erkenning van zijn enorme geestelijke invloed vond men aanvankelijk vooral bij de belijdende atheïsten van de Dageraadsbeweging, later bij enkele Tachtigers als W.Paap en H.Gorter en bij de Forumgroep. In 1975 werd het Multatuli-museum in Amsterdam opengesteld en in 1976 kwam een verfilming van Max Havelaar in de Ned. bioscopen. Werken: Max Havelaar (1860; 4e dr. 1875, 1e authentieke uitg.), Het gebed van den onwetende (1861), Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb (1861), Minnebrieven (1861), Ideeën (1862–77), Over vrijen arbeid in Ned.

Indië (1862), De zegen Gods door Waterloo (1865), Een en ander n.a.v. J.Bosscha’s Pruisen en Nederland (1867), Duizend-en-eenige hoofdstukken over specialiteiten (1871), Millioenenstudiën (1870–73); toneelstukken: De bruid daarboven (1864; geschreven in 1844), Aleid (1891). Uitgaven: Volledige werken (7 dln. 1950–53; 2e dr. 1974); Brieven en documenten, door G.Stuiveling (4 dln. 1954 vlg.); Liefdesbrieven, door P.van ’t Veer (1979).

LITT. J.de Gruyter, Het leven en de werken van Multatuli (2 dln. 1920); J.Pée, Multatuli en de zijnen (1937); E.du Perron, De man van Lebak (1937); J.Saks, Multatuli (1937); H.A.Ett, De betekenis van Multatuli voor onzen tijd (1947); A.J.de Mare, Lijst der geschriften van en over Multatuli (1949; bibl.); P.Spigt, De ballingschap van Multatuli (1954); G.Brom, Multatuli (1958); P.H.Dubois, 100 jaar Max Havelaar (1962); A.L.Sötemann, De structuur van Max Havelaar (2 dln. 1966; herdr. 1973); J.J.Oversteegen, Multatuli en de kritiek (1970); Multatuli-nummer van Maatstaf (1970); P.K.King, Multatuli (1972); P.Spigt, Keurig in de kontramine (1975); W.F.Hermans, De raadselachtige Multatuli (1976).

< >