Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

München, Verdrag van

betekenis & definitie

overeenkomst tussen Duitsland, Italië, Groot−Brittannië en Frankrijk, waarbij de Duitse gebiedsaanspraken op Tsjechoslowakije werden ingewilligd (30 september 1938).

De aanspraken hadden betrekking op de Boheemse en Moravische grensgebieden, voornamelijk bevolkt door de Sudetenduitsers. Na de ondergang van de Oostenrijkse monarchie in 1918 waren deze gebieden in de nieuwgevormde staat Tsjechoslowakije opgenomen. De positie van de Sudetenduitsers in de Tsjechoslowaakse democratie was niet slecht, maar zij werden in de jaren dertig relatief hard getroffen door de economische crisis. Onder invloed van de Rijksduitse propaganda stemde de meerderheid van de Sudetenduitsers op de nazistisch georiënteerde Sudetenduitse Partij van K. Henlein. Hiermee kreeg Hitler de beschikking over een geduchte ‘vijfde kolonne’ om de Tsjechoslowaakse staat, het strategisch middelpunt van Centraal−Europa, te ondermijnen.

Na de Anschluss van Oostenrijk werd de propagandacampagne tegen de voorgewende onderdrukking van de Duitse minderheid in Tsjechoslowakije verhevigd. Geruchten over een op handen zijnde Duitse invasie leidden in mei 1938 tot de mobilisatie van de Tsjechische troepen. De positie van Tsjechoslowakije was echter niet sterk: van binnen werd de staat bedreigd door haar minderhedenproblemen, van buiten was zij omringd door irredentistische (irredentisme) mogendheden: Duitsland, Polen en Hongarije. Wel was zij door verdragen van wederzijdse bijstand met Frankrijk en de USSR verbonden, maar de USSR was slechts verplicht in actie te komen in het geval dat Frankrijk al eerder haar bondgenootschappelijke beloften nakwam. Ondertussen scheen het Rode Leger door drastische zuiveringen zodanig verzwakt dat Frankrijk niet zonder Britse steun iets durfde te ondernemen. De Britse conservatieve regering was afkerig van samenwerking met de USSR en bovendien meende men dat Duitsland zich niet geheel zonder recht op het beginsel van nationale zelfbeschikking beriep.

Tenslotte was de openbare mening zowel in Groot−Brittannië als in Frankrijk tegen een gewapend conflict met Duitsland gekant en achtten de legerleidingen zich nog niet voldoende voorbereid. Onder deze omstandigheden drong de Britse regering er bij de Tsjechoslowaken op aan concessies te doen. Op 16 september 1938 vloog de Britse premier A.N. Chamberlain naar Berchtesgaden en kwam daar met Hitler overeen dat het beginsel van nationale zelfbeschikking op de Sudetenduitsers toegepast zou worden. Een week later echter eiste Hitler bij een tweede ontmoeting met Chamberlain dat de Sudetenduitse gebieden onmiddellijk in het Duitse Rijk opgenomen zouden worden en dat bovendien de Poolse en Hongaarse aanspraken op Tsjechoslowaaks grondgebied bevredigd zouden worden. In een laatste poging een vreedzame oplossing voor het geschil te vinden riep Chamberlain de bemiddeling van Mussolini in.

Deze overreedde Hitler de invasie van Tsjechoslowakije uit te stellen om aan de conferentietafel zijn verlangens ingewilligd te krijgen. Op 29 september 1938 kwamen Hitler, Mussolini, Chamberlain en de Franse premier Daladier te München bijeen om, met uitsluiting van Tsjechoslowakije en de USSR, het conflict tot een oplossing te brengen. In het verdrag, dat de vrucht van deze conferentie was, werd bepaald dat de Sudetenduitse gebieden binnen tien dagen door de Tsjechen ontruimd en bij Duitsland ingelijfd zouden worden. De Poolse en Hongaarse aanspraken zouden nader bezien worden, waarna een garantie van de vier mogendheden ten aanzien van het resterende gebied van Tsjechoslowakije tot de mogelijkheden behoorde.

Het Verdrag van München, dat volgens de Britse premier ‘peace in our time’ betekende, werd in West−Europa over het algemeen enthousiast verwelkomd. Tsjechoslowakije was door het verlies van haar strategisch belangrijke grensgebieden weerloos geworden tegen verdere Duitse agressie en de Franse alliantiepolitiek in Oost−Europa was in discrediet geraakt, wat de Zuidoost−Europese staten noopte zich nader op Duitsland te oriënteren. De USSR, die meende dat de Duitse expansiezucht door het verdrag op het oosten werd gericht, zag er een reden in naar een modus vivendi met nazi−Duitsland te zoeken, hetgeen resulteerde in het Stalin−Hitler−pact van 193

9. De Duitse diplomatieke positie was sterker dan ooit en mede daardoor werden in Duitsland zelf de laatste levenskansen van oppositionele groepen tegen het Hitler−regime te niet gedaan. Nadat in okt. en nov. 1938 Polen en Hongarije reeds delen van Tsjechoslowakije bezet hadden, kwam het volledige debâcle van de Münchenconstructie in mrt. 1939. Met steun van Hitler werd de zelfstandigheid van Slowakije uitgeroepen en op 15 mrt. marcheerden de Duitse troepen in Praag, terwijl de Hongaren de Karpaten−Oekraïne bezetten.

Het Verdrag van München is in de herinnering blijven leven als een treurig voorbeeld van appeasement ten opzichte van een agressor die door vredelievende concessies alleen nog sterker en brutaler werd. Aldus ontstond het ‘trauma van München’, de angst om door concessies aan een expansieve staat de collectieve veiligheid te ondermijnen. In de eerste jaren van de koude oorlog werd in het westen gewaarschuwd tegen een Münchenpolitiek tegenover de USSR, en werd de Conferentie van Jalta wel als een tweede München voorgesteld. Naarmate de koude oorlog verflauwde is het model van München echter minder gebruikt; wat eens een afschrikwekkend voorbeeld was, werd een afgesleten cliché.

LITT. M.Gilbert, The roots of appeasement (1966); D.W.Lammers, Explaining Munich (1966); R.Seeland, Appeasement (1969); J.W.Bruegel, Czechoslovakia before Munich (1973); B.W.Schaper, Het trauma van München (1976).

< >