(Eng., heuvelbouwers), de Indiaanse dragers van prehistorische culturen in het oosten van de VS, vooral in het dal van de Mississippi en de Ohio. De oudste vondsten (beenderen en schelpen) dateren van 4200 v.C.
Immigranten uit het noorden vestigden zich in dit gebied ca.600 of 700 n.C. Zij bouwden grafheuvels (mounds), die het opvallendste kenmerk van deze beschaving zijn en brachten een pottenbakkerskunst mee van een geheel ander type dan de Middenamerikaanse. In een later stadium heeft Midden-Amerika waarschijnlijk invloed op deze cultuur uitgeoefend, getuige de stedenbouw met pleinen en piramiden en veel motieven in de ornamenten. Men beoefende in dit stadium de landbouw en kende de bewerking van koper en mica. Grafen tempelheuvels (waarin talloze stenen pijpen) zijn gevonden in zeer uiteenlopende afmetingen, sommige in de vorm van een dier. In historische tijd hebben de Cherokee nog dergelijke graven gemaakt.
LITT. J.D.Jennings en E.Norbeck (red.), Prehistoric man in the New World (1964).