[Fr.], v./m. (-s),
1. (ook: moesje), pronkpleistertje van taf waarmee de dames vroeger (vooral in de 18e eeuw) het gelaat beplakten, om de make-up te accentueren;
2. anders gekleurd stipje (op een geweven of andere stof);
3. sikje;
4. (oogheelkunde) mouches volantes, het zien bewegen van vlekken en puntjes voor de ogen, wat o.a. kan worden veroorzaakt door de aanwezigheid van stofjes of micro-organismen in het traanvocht bij sterke inspanning van het oog (onschuldig), maar ook b.v. door troebelingen in het glasvocht, o.a. bij hoge graad van bijziendheid.