Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Midden- en kleinbedrijf

betekenis & definitie

de groep van niet te grote ondernemingen in de detailhandel (winkels), kleine nijverheid (ambacht), horeca-en vervoerbedrijf. De groep, die vroeger ook wel middenstand werd genoemd, is niet scherp afgebakend.

Of een onderneming tot het midden-en kleinbedrijf wordt gerekend, wordt meestal bepaald aan de hand van het aantal werknemers. Doordat evenwel het aantal benodigde werknemers per soort bedrijf sterk uiteen kan lopen, is de indeling in groot-, midden-en kleinbedrijf per soort bedrijf verschillend. Bovendien worden de grenzen over het algemeen in verschillende landen heel verschillend gelegd. In Nederland waren de jaren rond de eeuwwisseling uit organisatorisch opzicht voor de ondernemers in het midden-en kleinbedrijf belangrijk (middenstandsorganisatie). In economisch opzicht is het midden-en kleinbedrijf voor Nederland van groot belang. Het omvat niet alleen ca. 76 % van alle ondernemingen, al daalt het aantal (behalve in de horecasector) de laatste decennia gestadig, bovendien is 22 % van de werkzame beroepsbevolking in het midden- en kleinbedrijf werkzaam.

Een duidelijke doorbreking van de traditionele individualistische instelling van de oude middenstander is af te lezen aan het percentage van georganiseerde ondernemers (ca. 15 % in 1940, ca. 50 % in 1978). Heeft men oorspronkelijk nog kans gezien de werkgelegenheid bij dalend aantal ondernemingen te doen toenemen, sinds ca. 1970 is hieraan een eind gekomen, o.m. ten gevolge van structurele verandering, gebrek aan ontplooiingsmogelijkheden, regionale verschuivingen van woon-en werkgelegenheid, gebrek aan ondernemerskwaliteiten en in een groot aantal bedrijfstakken concurrentie van het grootbedrijf, b.v. in de detailhandel, waar tussen 1960-75 ruim 25 % van de winkels werd opgeheven, o.a. vele kruideniers. M.n. in het voedings-en genotmiddelenvak is het aantal sedert 1950 zelfs gehalveerd.

Anderzijds valt echter ook weer een aanwas van nieuwe vestigingen in bepaalde sectoren waar te nemen. Wat betreft de inkomensverhoudingen moet worden opgemerkt dat de zelfstandige een groot aantal sociale verworvenheden zelf moet betalen, die de werknemer automatisch ontvangt. Regering en ondernemersverbonden hebben getracht hierin verbetering te brengen door lastenverlichtingen voor zelfstandigen, belastingvrij reserveren voor de oude dag, grotere zelfstandigenaftrek voor de inkomstenbelasting. Veel discussie trok de laatste jaren ook het ontwerp van de inmiddels tot stand gekomen nieuwe Winkelsluitingswet, waarin de al dan niet verplichte zaterdagmiddagsluiting het voornaamste twistpunt was.

LITT. A.C.R.Dreesmann en E.van der Wolk, Dynamiek in de distributie (2 dln. 1975).

In België spreekt men over kleine en middelgrote ondernemingen (KMO), die bedrijven zijn waarin de ondernemer tegelijkertijd tal van functies uitoefent en waarvan hij al dan niet met de familie eigenaar is. De term geldt over het algemeen voor ondernemingen met minder dan 50 werknemers, zowel voor de nijverheid, de handel als de diensten. Ook de termen middenstand en zelfstandigen worden gehanteerd, hoewel zij niet helemaal dezelfde inhoud hebben. Ruim 95 % van de bedrijfszetels in België zijn KMO’S. Hun aandeel in de totale bezoldigde tewerkstelling bedroeg in 1977 meer dan 40 %. Sinds de tweede wereldoorlog werden de problemen van de KMO’S met wisselende aandacht door de opeenvolgende regeringen gevolgd.

In sommige wetgevingen werden specifieke maatregelen ten behoeve van de KMO’S ontwikkeld. De wet van 24. 5.1959 behelst een expansiewetgeving voor de KMO’s. Ook de wet tot economische heroriëntering van 1978 voorziet specifieke maatregelen. Aan specifieke kredietverstrekking doet o.m. de Nationale Kas voor Beroepskrediet, terwijl de Nationale Investeringsmaatschappij gemachtigd is aan kapitaalinbreng te doen. Belangrijke wetgevende maatregelen ten behoeve van de middenstand liggen vervat in de Vestigingswet van 24.12.1958, die de beroepsopleiding van de ondernemingshoofden van de KMO’S op het oog heeft en in het KB nr. 38 van 27.7.1967 houdende het sociaal statuut van zelfstandigen.

LITT. De kleine en middelgrote ondernemingen in België, uitg. van de Kredietbank (1976).

< >