v., leer van de methoden die bij wetenschappelijk onderzoek worden aangewend.
De in de wetenschap gehanteerde methoden kunnen naar verscheidene gezichtspunten worden onderscheiden. In de meest concrete zin betreft het de wijze waarop in empirische wetenschappen gegevens worden verzameld, geselecteerd en bewerkt. In deze context is het begrip methode niet scherp te onderscheiden van techniek. Men spreekt in dit verband gewoonlijk van methoden en technieken, een studieterrein dat o.m. de problematiek van de opzet van experimenten, van tellen en meten, van steekproeven en enquêtes omvat. Alle wetenschappen hebben een eigen systeem van methoden en technieken, maar doordat zij alle gebruik maken van logica, wiskunde en statistiek is een belangrijke gemeenschappelijke kern aan te wijzen. Meer abstract zijn de onderscheidingen deductieve tegenover inductieve methode (deductie, inductie), analytische methoden tegenover verstehende Methode (Weber, M.) en fenomenologische methode (fenomenologie).
Deze onderscheidingen weerspiegelen fundamentele verschillen van inzicht omtrent de aard, zin en doeleinden e.d. van wetenschappelijke kennis. Deze problematiek wordt bestudeerd in een jonge tak van de filosofie, de wetenschapsfilosofie. In de filosofie en theologie kan men als methode o.m. aanmerken: dialectiek en hermeneutiek.
LITT. A.D.de Groot, Methodologie (8e dr. 1975); H.Koningsveld, Het verschijnsel wetenschap (2e dr. 1977).