Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

meteoriet

betekenis & definitie

m. (-en), (ook: meteoroïde), steen uit de interplanetaire ruimte, die bij binnenkomst in de aardse dampkring een lichtend spoor achterlaat.

Meteorieten, kleinere en grotere stukken vast gesteente, beschrijven in meer of minder dichte zwermen banen om de zon. Zij vormen een lichtspoor bij het binnendringen in de dampkring der aarde en kunnen bij voldoende grootte de oppervlakte van de aarde bereiken, de meteoorstenen. Waarschijnlijk zijn het resten van tegen elkaar gebotste planetoïden of overblijfselen van het condensatieproces in de oerwolk om de zon, waaruit ca. 4,6 mrd. jaar geleden de planeten zijn ontstaan. Meteorieten bestaan uit elementen die ook op aarde voorkomen, en in dezelfde isotopenverhoudingen. Maar de verbindingen die zij hebben, zijn niet altijd onder de aardse mineralen bekend. Men onderscheidt steenmeteorieten en ijzer(nikkel-)meteorieten en de overgangsvormen siderolieten en tektieten.

Nooit zijn met zekerheid sporen van sedimentgesteenten of van fossielen aangetroffen. Sommige meteorieten bevatten echter organische verbindingen, een waarneming die tot wetenschappelijke opwinding aanleiding gaf in verband met de mogelijkheid van het ontstaan van leven in de interplanetaire ruimte. De meteorieten bevatten allerlei gassen, die men door verhitting vrij kan maken. Wordt de gepolijste oppervlakte van een ijzermeteoriet met een zuur geëtst, dan ontstaan eigenaardige kristalfiguren, het eerst beschreven door W.von Widmanstätten. De massa van meteorieten loopt uiteen van weinige grammen tot duizenden kilogrammen.

Hoewel het gelukt is vele fysische en chemische eigenschappen van meteorieten met aardse hulpmiddelen na te bootsen, blijven er nog kenmerken over, vooral in hun uiterlijk (de onregelmatige vorm van de afgeronde kanten en hoeken, de duidelijke sporen van smelting aan de oppervlakte enz.), die op hun kosmische oorsprong wijzen, ook wanneer men van de val op aarde geen getuige is geweest. In Zuid-Afrika, Mexico, Groenland, en Brazilië (Santa Catarina) liggen kosmische ijzermassas van duizenden kilogrammen. Duidelijk is ook dat de meteorietkrater bij Barringer in Arizona (VS), een krater met een diepte van 174 m en een middellijn van 1200 m, ontstaan is door de val van een meteoriet, die duizenden tonnen gewogen moet hebben. Overigens heeft men nog betrekkelijk vaak meteorieten zien vallen. De vermaardste val uit de oudheid is die van Aigospotamoi in Thracië (467 v.C.). In 1492 viel te Ensisheim in de Elzas een steen van 150 kg, waarvan een groot stuk nog in de dorpskerk bewaard wordt.

In 1803 vielen bij L’Aigle in Normandië 3000 stenen, waarvan er vele enige kilogrammen wogen. In 1889 viel in Finland een steen van 328 kg. Op 30.6.1908 viel in Siberië een meteoriet, die een groot gebied verwoestte en waarvan men pas in 1927 de valplaats heeft gevonden (het dal van de Toengoeska). Bij de meteorietval bij Sichott-Alinsk moet meer dan 100 t nikkelhoudend ijzer zijn neergekomen, waarvan het overgrote deel in de lucht is verstoven. Door middel van radioactieve datering is bepaald dat de oudste meteorieten leeftijden hebben tot 4,6 mrd. jaar. Deze meteorieten zijn dus tegelijk met het planetenstelsel ontstaan.

LITT. F.C.Watson, Between the planets (1945); H. Groot, Kometen en vallende sterren (1950); F.Heide, Kleine meteorietenkunde (1957); P.M. Millman, Meteorites (1969).

< >