[Gr. morfe, vorm], bn., gebroken transcendent.
Een functie heet meromorf als zij eenwaardig analytisch is en in het eindige gedeelte van het complexe vlak geen andere singuliere punten dan polen heeft. Tegenstelling: holomorf (geheel transcendent). Eenvoudige meromorfe functies zijn b.v. tangens, cotangens, secans en cosecans.