eigenlijk: Willem Eduard Keuning, Ned. letterkundige, *2 september 1887 te Spijk (gem. Bierum), ♱22 mei 1939 te Brummen.
De Mérode stamde uit een gereformeerd milieu. Vanaf 1925 was hij ambteloos. Hij debuteerde met poëzie in Gestalten en stemmingen, waarin invloed van G.Gossaert en J.C.Bloem merkbaar is. Daarna volgde een reeks poëziebundels die hem tot de belangrijkste protestants-christelijke dichter tussen de beide wereldoorlogen maakte. In die periode werkte hij ook mee aan het tijdschrift Opwaartsche wegen. De Mérode publiceerde tevens onder de pseud. Joost van Keppel en Jan Bos. Werken: Gestalten en stemmingen (1915), Chineesche gedichten (1933), Kruissonnetten (1934), Kringloop (1936), Ruischende bamboe (1937), Kaleidoscoop (1938). Uitgaven: Gedichten (3 dln. 1952—53); De witte roos (1973).
LITT. H.Werkman, Het leven van W.de Mérode (1971); Willem de Mérode, Schrijversprentenboek 18 (1973).