m. (-s), drukmeter waarvan het principe berust op het doorbuigen van een membraan, zodra de druk aan weerszijden van het membraan niet meer gelijk is.
Bij de membraanmanometer van 1 wordt de uitwijking van het membraan met behulp van een hefboom overgebracht op een wijzer. Deze mechanische overbrenging beperkt de onderste meetgrens tot ca. 1 torr (= 133,32 Pa). 2 geeft een uitvoering als vacuümmeter waarbij mechanische overbrengingen vermeden zijn, waardoor deze een onderste meetgrens heeft van ca. 10-4 torr. De uitwijking van het membraan veroorzaakt een verandering van de capaciteit van de condensator; deze verandering is een maat voor de uitwijking. Om de eigenschappen van het membraan te kunnen verwaarlozen, past men vaak een compensatiemethode toe. Men legt een zodanig potentiaalverschil aan tussen de platen, dat het membraan weer in de nulstand (dus de oorspronkelijke capaciteit van de condensator) terugkomt. Het aangelegde potentiaalverschil is dan een maat voor de druk.