m. (-draden),
1. (bij elektrische netten) geleiding die van de centrale naar de verdeelpunten, resp. voedingspunten van het net loopt en waarmee de spanning van de verdeelpunten gecontroleerd en geregeld wordt;
2. geslepen stalen staafjes die in een schroefdraad gelegd worden teneinde met b.v. een micrometer de flankdiameter te meten of bij tandwielen de steekcirkel.