(Fr. Malines), Belg. stad, arrondissementshoofdplaats in de prov.
Antwerpen, 64,50 km2, 79000 inw. Mechelen is de zetel van het aartsbisdom Mechelen-Brussel en van de Vlaamse Gewestraad (1974). De bodem bestaat uit lemige zandgrond en alluviale gronden.
BEVOLKING
Na Antwerpen is Mechelen de grootste stad van de prov. Het inwonertal steeg van 23400 in 1831 tot 55700 in 1900, 60440 in 1930 en 65820 in 196
7. In de periode 1965–74 daalde het aantal inwoners per km2 echter van 2420 tot 2400. Van de beroepsbevolking is ongeveer de helft werkzaam in de tertiaire sector.
Op 1.1.1977 werden Heffen, Hombeek, Leest, Muizen en Walem opgenomen in de gemeente Mechelen.
ECONOMIE
Mechelen is een regionaal verzorgingscentrum, waarvan de invloedssfeer zich vooral in oostelijke richting uitstrekt. In het noorden en het zuiden wordt die invloed beperkt door resp. Antwerpen en Brussel. Traditioneel belangrijke sectoren van de Mechelse economie zijn de tuinbouw (asperge, bloemkool) en de meubelnijverheid. De Mechelse Tuinbouwveiling in Sint-Katelijne-Waver is de grootste fruiten groenteveiling van België.
Andere oude industrieën zijn de tapijtweverijen (Mechelse tapijten), metaalindustrie (Centrale Werkplaats van de Belg. Spoorwegen) en een postzegeldrukkerij. Nieuwe industrieën zijn o.a. autoassemblage en fijnmechanische nijverheid. Door de centrale ligging tussen de twee grootste steden van België werd Mechelen een belangrijk verkeersknooppunt. De eerste trein op het Europese vasteland reed in 1835 tussen Brussen en Mechelen. De spoorlijn Brussel–Mechelen–Antwerpen is de drukste van België.
CULTUUR
Een grote culturele betekenis ontleent Mechelen aan het feit dat het in de 16e eeuw zowel de politieke als de kerkelijke hoofdstad van de Nederlanden is geweest. De landvoogdes Margareta van Oostenrijk, die in 1507–30 in Mechelen verbleef, trad ook op als begunstigster van kunst en wetenschap. Aan die bloeiperiode zijn o.a. de namen van de Mechelaars R.Dodoens, P.de Monte, M.Coxie, L.Faydherbe en R.Keldermans verbonden. In 1559 werd Mechelen zetel van een aartsbisdom en vanaf 1560 was de aartsbisschop van Mechelen krachtens een pauselijke bul primaat van de Nederlanden. Sinds 1830 is hij primaat van België (vanaf 1962 aartsbisdom Mechelen-Brussel).
Op onderwijsgebied zijn de Mechelse muziekscholen internationaal bekend geworden; behalve een conservatorium werd hier ook het Lemmensinstituut gesticht, dat in 1968 naar Leuven is overgebracht. De in 1922 opgerichte Internationale Beiaardschool Jef Denyn, is het enige opleidingsinstituut voor beiaardiers ter wereld. In 1956 heeft L.Philips het Mechels Miniatuur Teater gesticht.
De belangrijkste Mechelse musea zijn ondergebracht in het huis de Zalm (Museum van Mechelse Kunstambachten), het Hof van Busleyden (Stedelijk Museum) en het voormalige Begijnhofconvent Coeckelbergh (Museum van Mechelse Folklore). De stad bezit een van de modernste openbare bibliotheken van België. Op het grondgebied van Mechelen ligt het Provinciaal Domein Vrijbroek (40 ha), dat o.a. een 1,5 ha grote rozentuin omvat.
STADSBEELD
Binnen de op de oude vestingen (Brusselpoort, 14e eeuw) aangelegde ringlaan getuigen talrijke gebouwen te midden van een nog vrij origineel stratenplan van het grootse verleden: de metropolitane gotische Sint-Romboutskerk met onafgewerkte toren van A.Keldermans (13e–15e eeuw), met beiaard (17e-eeuwse klokken van Hemony) en schilderijen van E.Quellin en van A.van Dyck; eveneens in Brabantse gotiek zijn de Onze-Lieve-Vrouwkerk (1435–1572, schilderijen van Rubens en Quellin) en de Sint-Janskerk (1440–83); de 14e-eeuwse Sint-Katelijnekerk met houten zoldering en vieringtoren; barok zijn de begijnhofkerk en de kerk van Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijk (processie met beiaardspel op tweede pinksterdag); het stadhuis in de onvoltooide Lakenhalle met belfort uit de 14e eeuw; het gotisch Schepenhuis uit de 14e eeuw; het paleis van Margareta van Oostenrijk uit de 16e eeuw, thans justitiepaleis; het laatgotische Hof van Busleyden met reeds enige renaissance-elementen (16e eeuw). Aan de Haverwerf en de Zoutwerf staat een aantal 15e-eeuwse huizen, waaronder het beschermde Paradijs en de Zalm.
GESCHIEDENIS
Omtrent de oorsprong van Mechelen ontbreken vaste gegevens. Archeologisch onderzoek bracht sporen van paalhutten aan het licht (ca. 500 v.C.) en vondsten uit de Romeinse en Frankische tijd. Mechelen werd in de 7e eeuw gekerstend door Rumoldus of Rombout, wiens graf een bedevaartplaats werd, waaruit de Sint-Romboutsabdij groeide (vermeld in 914). In de 10e eeuw was de Luikse bisschop de grondheer van Mechelen, hoewel de stad kerkelijk onder het bisdom Kamerijk viel. De eigenlijke stadskern ontstond door de samensmelting van verschillende kleine kernen aan beide oevers van de Dijle.
Ca. 1200 verwierf de grootgrondbezittersfamilie Berthout er grote macht. Naarmate Mechelen in de 13e eeuw economisch en politiek belangrijker werd (lakenhandel en -industrie, stapelplaats; opkomst van een machtig patriciaat en van de ambachten), namen de conflicten om de macht tussen de bisschoppen van Luik en de Berthouts toe. Dit hield nauw verband met de strijd om de democratisering van het stadsbestuur. De ambachten verwierven begin 14e eeuw politieke medezeggenschap. In deze eeuw bereikte Mechelen zijn grootste economische bloei. De stad werd in 1356 door de bisschop van Luik verkocht aan Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen.
Tijdens de Bourgondische periode (vanaf 1406) verviel de stedelijke lakenhandel en werden de oude vrijheden beknot. Economisch kon Mechelen zich echter handhaven doordat het een centrum werd van metaalbewerking en retabelkunst. Onder Karel de Stoute werd Mechelen in 1473 zetel van de Grote Raad van Mechelen. Onder landvoogdes Margareta van Oostenrijk werd Mechelen de politieke hoofdstad van de Nederlanden (1507–30) en beleefde de kunst (m.n. de architectuur) er een bloeiperiode. De 16e eeuw betekende voor Mechelen een achteruitgang: het springen van de Zandpoort in 1546, de beeldenstorm (1566), de Spaanse Furie (1567) en de Engelse Furie (1580). In de 17e eeuw ontstond enige nieuwe nijverheid: lichte lakennijverheid, kant, meubelkunst, tapijten, goudleer, drukkerijen.
Deze ontwikkeling zette zich voort in de 18e eeuw en werd nog gestimuleerd door de aanleg van het kanaal Mechelen–Leuven. Na de Franse tijd (1794–1814) kende Mechelen tijdens het Verenigd Koninkrijk (1815–30) de opkomst van de stoelnijverheid, waaruit de meubelindustrie groeide. Beide wereldoorlogen brachten zware verwoestingen.
LITT. L.Godenne, Malines jadis et aujourd’hui (1908); J.Laenen, Gesch. van Mechelen tot op het einde der middeleeuwen (1934); F.O.Hammée, Mechelen, oude hoofdstad van de Nederlanden (1954); J.Verbeemen, De vroegste gesch. van Mechelen (1954); L.T.Maes, Het parlement en de Grote Raad van Mechelen, 1473–1796 (1973).