Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Mead, George Herbert

betekenis & definitie

Amerikaans filosoof en socioloog, *27.2.1863 South Hadley (Massachusetts), †26.4.1931 Chicago. Mead werd in 1896 hoogleraar sociologie aan de universiteit van Chicago.

Hij behoorde tot de pragmatische richting in de filosofie, waarvan m.n. J.Dewey en W.James als de exponenten gelden. Hij poogde deze denktrant te vertalen in een sociologische theorie, waarmee hij aansloot bij C.H.Cooley. Vooral diens persoonsconcept heeft hij verder uitgewerkt. Mead onderscheidde hierbij een dialectische samenhang tussen een ‘zelf’, een ‘ik’ en een ‘mij’. Het ‘zelf’ is het persoonlijk inen afgesteld zijn op sociale relaties, structuren en instituties; het ‘ik’ is de continu werkzame mogelijkheid van het overstijgen van al die situaties en confrontaties op een zowel naïef-oorspronkelijke als autonome en unieke wijze; het ‘mij’ heeft betrekking op het intermediërend verband van waaruit men over zichzelf als een ik kan reflecteren.Mead stelde hoge eisen aan de schriftelijke weergave van zijn ideeën en heeft daardoor weinig gepubliceerd.

Enkele leerlingen verzorgden verscheidene posthume uitgaven van zijn colleges. Mead geldt als de grondlegger van het symbolisch interactionisme.

Uitgaven: Mind, self and society, door C.W. Morris (1934); Selected writings (1964).

LITT. G.C.Lee, G.H.Mead (1945); P.E.Pfuetze, The social self (1954); M.Natanson, The social dynamics of G.M.Mead (1956); A.Mauss, G.H. Mead on social psychology (1964).

< >