v./m. (mv.), morbilli, ziekte verwekt door een virus, die bijna ieder kind besmet.
Mazelen is een zeer besmettelijke infectieziekte. De besmetting geschiedt via druppeltjes in de lucht, en heeft meestal op de leeftijd van 5—10 jaar plaats. Na een incubatietijd van 10-12 dagen begint de ziekte met koorts, loopneus, keelpijn, prikkelhoest en bindvliesonsteking van de ogen (lichtschuwheid). Na 1—2 dagen zijn op het wangslijmvlies de vlekjes van Koplik te zien. Drie dagen na het begin van de koorts daalt de lichaamstemperatuur, en loopt vervolgens weer flink op, waarbij de huiduitslag zichtbaar wordt. De donkere vlekken treft men het eerst achter de oren en in de haargrens aan, daarna op de rest van het lichaam.
De vlekken kunnen samenvloeien. Na ongeveer drie dagen daalt de lichaamstemperatuur en verbleekt de uitslag. De patiënt is besmettelijk van ca. vier dagen vóór tot 5 dagen na het uitbreken van de huiduitslag. De belangrijkste complicaties zijn: longontsteking, middenoorontsteking, encefalitis (verschijnselen: sufheid, convulsies).
Na mazelen maken de kinderen een periode van verhoogde vatbaarheid voor infecties door en kunnen zij nog landurig hangerig zijn, snel vermoeid, humeurig, met weinig eetlust. Men kan mazelen voorkomen resp. lichter laten verlopen door binnen enkele dagen na de besmetting een hoge resp. lage dosis gammaglobuline in te spuiten (passieve immunisatie). Deze bescherming duurt slechts enkele weken. Dit is vooral gewenst als de besmetting beneden het tweede levensjaar plaatsvindt. Mazelen laten een blijvende immuniteit na. Zuigelingen beneden zes maanden hebben nog antistoffen van de moeder in het bloed, als de moeder mazelen gehad heeft.
Zij zijn daardoor meestal immuun voor mazelen. Een actieve immunisatie tegen mazelen (met verzwakt mazelenvirus) is in het inentingsprogramma van de zuigelingenconsultatiebureaus opgenomen.