Frans schilder, *31.13.1869 Le Cateau, ♱3.11.1954 Nice. Matisse studeerde rechten, en werd later leerling van G.Moreau, samen met o.a.
G.Rouault, en A.Marquet. Hij schilderde korte tijd impressionistisch, maar al spoedig vertonen zijn werken fauvistische trekken. Met grote brede streken en felle kleuren gaf hij uitdrukking aan zijn opvattingen over mens en natuur. Vanaf 1903 exposeerde hij in de Salon d’Automne. Hij werd beschouwd als het hoofd van de fauvisten. Een tijdlang onderging hij de invloed van P.Cézanne (Modèles à l’atelier,1900).Hij ging echter verder dan deze en gaf in brede vlakken, waarin de contourlijn het modelé aangeeft, op decoratieve a-naturalistische wijze een weergave van luchtigheid en charme. Sterke bewondering had hij voor Japanse prenten en Perzische miniaturen. Matisse sloot een hechte vriendschap met P.Picasso. Sinds 1908 had hij een eigen schilderacademie met een grote internationale toeloop, wat de belangstelling voor zijn oeuvre vergrootte. Een tweejarig verblijf in Marokko (1912—13) werd aanleiding tot meer decoratief geometrische composities. Na 1918 wendde hij zich af van fauvisme en kubisme, en werkte verder in een decoratief-realistische stijl.
Matisse interesseerde zich daarbij vooral voor de vrouw in haar omgeving. Ook rake portretstudies verschenen van zijn hand, evenals illustraties bij proza en poëzie. Zijn laatste werk is de decoratie van de Chapelle du Rosaire van de dominicanen te Vence.
LITT. I.Grunewald, Matisse (1944); G.Duthuit, Les Fauves (1949); M.Raynal, Hist. de la peinture moderne (1950); A.H.Barr, Matisse (1951; met bibl.); G.Jedlicka, Die Matisse-Kapelle in Vence (1955);G.Marchiori, Matisse (1967); J.GuichardMeili, Matisse (1967); A.Bowness, Matisse (1968);Aragon, H.Matisse (2 dln. 1971).